Kinderfilosofie

De kinderen komen met hun zevenen de klas uit naar de tafel in de gang. Achmed, Youssef, Bousshra, Nadia, Naima, Samantha en Mohamed. Ze hebben er zin in, al weten ze nog niet wat ze te wachten staat. Onbekommerd vrolijk installeren ze zich in de stoeltjes. De meisjes zijn een beetje terughoudend. Misschien wat zenuwachtig ook. Maar ze hebben steun aan elkaar, lijkt het.
We leggen ze uit wat de bedoeling is. We gaan filosoferen. Achmed kijkt ons vriendelijk aan en geen enkele spier in zijn gezicht verraadt dat hij geen idee heeft wat dat woord betekent. Hij hoort immers elke dag nieuwe woorden om te leren. Ze zitten in groep 4.
Naima en Achmed trekken demonstratief hun wenkbrauwen omhoog. Wat is dat nou? Filoso- wat?
Filosoferen. We gaan met jullie een goed gesprek houden. We gaan vragen stellen aan jullie, waarop eigenlijk heel moeilijk een antwoord te geven is. Kijk, bijvoorbeeld, op sommige vragen is het antwoord makkelijk. Hoeveel is 1 plus 1? “ Twee” gillen de kinderen in koor, blij dat ze het weten.  Maar, gaan we verder, op sommige vragen is het niet zo makkelijk om antwoord te geven. En wij gaan die vragen stellen en dan gaan jullie toch proberen te antwoorden. Je mag gewoon zeggen wat je denkt, en je mag je fantasie gebruiken!
Wij doen dat heel vaak met kinderen, en we zijn er achter dat kinderen dat nog veel beter kunnen dan volwassenen. Mohamed grijnst. Okee. We hebben hun toestemming. We kunnen beginnen.

“Weten jullie waar iemand naar toe gaat als ie dood is?” Maaike kijkt rustig de kring rond. Het onderwerp ‘dood’ is misschien niet het meest gezellige onderwerp op mee te beginnen, maar kinderen hebben daar meestal geen last van.
Onbevangen bijt Nadia het spits af. “Naar een begrafenis,” zegt zij monter. “En dan gaan je gedachten naar de hemel”, voegt ze daar vlug aan toe. Ze kijkt tevreden. Want zij wist het.
“Welke gedachten?” vraagt Maaike door. “Jóúw gedachten”, het lijkt haar duidelijk. Ineens lijkt het een rare vraag: Welke gedachten? Niet alleen sómmige gedachten mogen naar de hemel, maar ‘al’ jouw gedachten dus. Natuurlijk.
“ Ja, dan gaat ie naar god. Naar Allah”, voegt Youssef eraan toe. Maar Mohamed weet nog nauwkeuriger  hoe de vork in de steel zit: “Alleen als je elke dag bidt voor Allah dan gaan je herinneringen naar god. Dan pas.”
Gedachten zijn in het gesprek ‘herinneringen’ geworden... In feite klopt dat natuurlijk. Die gedachten worden niet meer gedacht. Ze zijn eigenlijk herinneringen. Wat scherp van Mo.
Maaike vraagt door: “Wat doet god dan met die herinneringen?”
“Die gaat hij bewaren”, weet Nadia.
We laten een stilte vallen. Dan beginnen de kinderen vanzelf te praten. 
“Maar soms als iemand vieze woorden zegt en hij is al oud dan gaat ie dood en dan gaat ie naar shetam. En naar vuur!” Youssef klinkt een beetje bezorgd.
Maaike wil specificeren: “Dan niet naar god?”
“ Nee, naar vuur,” benadrukt Youssef. “ Dan gaat shetam hem helemaal met vuur bedekken.”
Achmed vindt het onderwerp leuk. Hij zit op het puntje van zijn stoel het gesprek te volgen en springt er nu in: “ En god en shetam strijden al elke dag. Ze gaan altijd ruzie maken zo: bam bam!”
De kinderen lachen om de vechtbewegingen die Achmed maakt. Youssef niet. Hij wil even serieus uitleggen hoe het nou zit: “Shetam is aardig maar god slecht. Ik bedoel god is niet slecht maar shetam.” Ik vraag me af of Allah het erg zou vinden dat Youssef hem per ongeluk met Shetam verwart. Maar gelukkig zit Youssef daar niet mee.

De Islam biedt antwoorden, net als ieder geloof. Dus valt er niet veel meer te filosoferen. We gooien het over een andere boeg: “Jongens, We hadden het net over mensen, die gaan naar de hemel, maar is dat ook voor vogeltjes?” Ze kijken even om zich heen, en knikken al snel. Vogels gaan naar de hemel. “En kan een vogel in god geloven?”
Bouchra denkt diep na en zegt: “Ja, want die kunnen toch niet alleen maar denken aan voedsel of aan mensen of dit of dat. Ze kunnen ook aan god denken of aan de hemel, wanneer ze dood gaan. Dat kan ook.”
Achmed reageert op haar woorden: “Ja maar niemand weet hoe god eruit ziet.” Denken is blijkbaar iets wat je doet met een plaatje in je hoofd. Je kunt pas denken aan god als je weet hoe hij eruit ziet. Interessante gedachte. Zou Achmed dat zo ervaren? Mohamed voegt toe: “Maar Allah heeft ons gemaakt, daarom kan Allah met vogels praten.”
“Hij heeft alles gemaakt, de muren, ons, alles!” roept Bouchra zelfverzekerd en hartstochtelijk. Er is nog iemand die de gesprekslijn in de gaten houdt. Mo concludeert: “Dus als Allah met de vogels praat dan weten de vogels dat Allah bestaat.”
Klaar als een klontje. “Maar gaan vogels wel eens naar de moskee?” vraag ik onschuldig. “Nee want hun zijn dieren,” Samantha vindt het maar een rare vraag. “ Hun weten niet wat dat is! Ze verstaan de mensen niet. Alleen de vogels.”
Toch een beetje vreemd dat ze zonder ooit te bidden wel in de hemel mogen. “Dus de vogels gaan niet naar de moskee. Waarom kunnen zij dan wel naar de hemel?” Dat heeft gewoon een heel praktische verklaring volgens Naima. “Nee want dat zijn dieren. Hoe kunnen zij bidden met hun snavel? Dan gaan ze bijten!”
Kinderen zijn praktisch ingesteld. 
Wat er nu allemaal waar is, maakt niet veel uit. We gaan nog even door, over sneeuwpoppen en verliefd zijn op een pop die lijkt op Justin Bieber, en nog veel meer.