Impressies van twee lessen

SLAAN IS GEEN TAAL VAN EEN BAAS

Verslag van twee filosofielessen in een jongensklas op de As Siddieq school, Amsterdam.

 Door: Heleen van der Veld, journalist

WonderWhy filosofe Sabine Wassenberg komt aanfietsen, ietwat te laat en dus een tikje gehaast. Met grote stappen nemen we de trap naar de bovenste verdieping van de islamitische As Siddieq school in Amsterdam Bos en Lommer. De leerkracht en leerlingen van groep acht zitten al te wachten en ontvangen ons hartelijk. In deze klas van zitten alleen jongens; er worden geen handen geschud. Sabine neemt snel plaats voor het digitale schoolbord en schrijft: BAZEN & REGELS. Het is het thema van deze filosofieles.

‘Hebben we bazen en regels nodig om met elkaar te kunnen samenleven?’ vraagt Sabine aan de klas. Onmiddellijk gaan minstens vijf vingers de lucht in en ontstaat snel een levendige discussie over opvoeden. Ouders krijgen daarbij de rol van de bazen aan wie kinderen moeten gehoorzamen. Om beurten spreken de jongens hun gedachten hardop uit. Je merkt dat ze al een paar filosofielessen achter de rug hebben want iedereen gebruikt veelvuldig het woord ‘denken’. Goed geïnstrueerd beginnen ze iedere zin met: ‘Ik denk... ‘ Ze praten vlug, alsof ze bang zijn dat ze worden onderbroken voordat ze hun punt gemaakt hebben. Gaandeweg de les vinden ze het moeilijker om elkaar uit te laten spreken en moet Sabine ze herinneren aan de spelregels: naar elkaar luisteren en reageren op wat de ander zegt. Toch ben ik onder de indruk van de aandacht dat het merendeel van de klas kan opbrengen voor de les. Daarnaast zijn ze behulpzaam als Sabine worstelt met een weerbarstig digitaal schoolbord en blijven ze behoorlijk beleefd tegen elkaar.

Sabine verstaat de kunst van het goed en snel luisteren. Telkens herhaalt ze kernachtig de hardop uitgesproken gedachten en vraagt ze of haar samenvatting klopt? Als dat zo is, destilleert ze een nieuwe vraag: ‘Dus als er bazen zijn, ontstaan vanzelf regels?’ Zorgvuldig kiest ze haar woorden. Ze levert weinig nieuwe input en laat op die manier de inhoud van het gesprek bij de kinderen. Als een kind in de reden wordt gevallen door een klasgenoot zegt ze: ‘ Wacht even, laat hem even denken.’ Natuurlijk zijn er kinderen die zich niet of nauwelijks in het gesprek mengen, maar de vingers blijven de lucht in gaan.

Terwijl ik naar haar kijk en luister, vraag ik me af of ze ergens heen wil met het gesprek. Is er een inzicht dat ze wil bewerkstelligen? Het antwoord volgt uit de rest van de les: de kinderen bepalen grotendeels de loop van de gedachtewisselingen. Er is geen vooruitgestippelde uitkomst van het gesprek. En dat is best lastig want soms zeggen de kinderen dingen die mij nogal ongenuanceerd in de oren klinken. Dan bespeur ik, als niet participerende toeschouwer, een lichte drang tot relativering of sturing. Bijvoorbeeld als een jongen zegt dat ouders en leerkrachten kinderen mogen slaan als ze dat nodig vinden. De meester laat deze mening overigens niet aan zich voorbij gaan en mengt zich in het gesprek: ‘Meesters mogen niet slaan.’ Sabine geeft nergens een oordeel maar laat alle kinderen zelf nadenken en moedigt ze aan hun gedachten te uiten. ‘Filosoferen heeft niet als doel iemand uit zijn schoenen te trappen,’ zegt ze.

Na een tijdje filosoferen en praten, ontdekken de kinderen dat ze geen eenduidig beeld hebben over het begrip baas. Tijd dus voor een nieuwe vraag: ‘Wat is een baas eigenlijk?’ Er worden verschillende antwoorden gegeven die door Sabine één voor één op het bord worden geschreven; een baas beslist voor je, houdt orde, geeft opdrachten en leert je goede dingen. ‘Kunnen jullie een voorbeeld geven van een baas?’ vraagt Sabine. Dat gaat vlot: Imam, God, leraar, ouders, legeraanvoerder, coach en dictator. Over dat laatste woord ontstaat enigheid. Een jongen roept: ‘ Die hoort er niet bij! Van een dictator leer je alleen maar slechte dingen.’
Voordat de discussie losbarst, geeft Sabine een nieuwe speregel; je mag alleen reageren in de vorm van een nieuwe vraag. Dat is moeilijk. Vooral als je heel graag je eigen mening wilt geven. Maar het lukt. In redelijke samenspraak krijgt het gesprek nieuwe wendingen. Sommige kinderen komen met verassende statements. Ik ben verwonderd over de durf waarmee sommige kinderen hun gedachten de vrije loop laten. De sfeer in de klas is daar op dat moment vertrouwd en veilig genoeg voor. Soms zitten er heel originele invallen bij, maar minstens zo vaak confronterende of ongenuanceerde. Althans in mijn oren.

Aan het einde van de les, mogen ze een eindopmerking maken: ‘Sommigen zien bazen als slecht, maar dat hoeft niet.’ ‘We hebben bazen, regels en wetten nodig, maar slaan mag niet.’ ‘Je bent geboren zonder baas. Alleen met God.’ ‘Er is altijd een oplossing voor een probleem tussen baas en onderdaan; slaan is geen taal van een baas.’ De les is afgelopen. Sabine geeft de kinderen een compliment en zegt dat ze goed hebben begrepen dat je mening kan veranderen en dat iedereen verschillend denkt.

DAG 2
De volgende dag komt Sabine terug voor een nog een les. Dit keer is het thema WERK. De vraag die gesteld wordt: ‘Zijn we allemaal verplicht om te werken?’ ‘Juf ik vind dat je moet werken tussen je zestiende en je zestigste. ’ Daar is iemand het niet mee eens: ‘ Dat is te jong, je moet ouder zijn.’ ‘Maar je kan ook een krantenwijk nemen op je dertiende, dat is ook werken.’ ‘ Ja dat kan, maar dat is niet verplicht.’ Sabine vertelt dat er een verschil is tussen verplicht en vrijwillig. Dat weten de meeste jongens wel, maar in praktijk blijkt het onderscheid een stuk lastiger te zijn. Er ontstaat een gesprek waarin de meningen alle kanten opschieten. Een mooie klinkt vanachter uit de klas: ‘Je hebt het recht om te genieten van de vrijheid van je jeugd.’ Een ander kind koppelt werken aan verantwoordelijkheid en aan belasting. Als de jongens elkaar niet begrijpen stellen ze elkaar duidelijke vragen: ‘Wat bedoel je met leren met geld omgaan?’ vraagt een jongen aan zijn buurman die beweert dat je pas geld mag verdienen als je geleerd hebt er goed mee om te gaan.
Een paar kinderen uit deze klas zijn behoorlijk taalvaardig. Zo heeft eentje het over ‘je kostje bij elkaar schrapen.’ Veel jongens zijn bekend met begrippen als WAO en AOW. Nieuwe vraag van Sabine: ‘Wat gebeurt er als iedereen zwart werkt of een uitkering krijgt?’ ‘Dan wordt Nederland armer, juf.’

Als gevraagd wordt wat de kinderen zelf later voor werk willen doen, blijken ze grote dromen te hebben: chirurg, notaris en profvoetballer. Ze willen allemaal veel geld verdienen, al weten ze nog niet helemaal hoe dat precies in zijn werk gaat. Dokter willen ze zijn op vierentwintigste en dan meteen met een grote kliniek en veel inkomsten. Hier is een beetje beroepsvoorlichting op zijn plaats. Sabine vertelt dat sommige studies heel lang duren. De kinderen willen daarna weten welk schooladvies ze nodig hebben om later aan de universiteit te kunnen studeren. En welke opleiding voor profvoetballer? Tot slot gaat het gesprek over de vraag waarom dokters en voetballer zoveel geld verdienen. Is dat wel eerlijk? ‘Een beetje oneerlijk maar sommige voetballers geven ook aan het kankerfonds, juf.’